|
Eisden... |
GESLOTEN
Het Museum van de mijnwerkerswoning
is de volgende weekends gesloten
in uitvoering van de CORONA-maatregelen. |
|
|
|
|
|
 |
|
|
|
|
beknopte
geschiedenis |
Eisden is één
van de oudere nederzettingen uit het Maasland. De oudste bewoningssporen
dateren uit het Mesolithicum. Vanaf dit ogenblik was er reeds een continue
bewoning waaruit zich stilaan de dorpskern van het oude Eisden, Eisden-dorp,
ontwikkelde.
Op meerdere plaatsen in het dorp werden overblijfselen van Romeinse villa's
teruggevonden. Er heeft veel inkt gevloeid over de vraag of Eisden mag
geïdentificeerd worden met de Romeinse statio Feresne die op de Peutingerkaart
wordt aangeduid. Op dit ogenblik opteert men eerder voor het nabije Mulhem,
dat aan de basis ligt van de Eisdense Sint Willibrordus- parochie en nog
lange tijd parochiaal afhankelijk bleef van Eisden.
Plaatsnamen als "Berensheuvel" en "Couwenberg" herinneren
aan de Franken die vanaf het begin van de 4e eeuw onze gewesten kwamen
bevolken.
Tijdens de 10e eeuw behoorde Eisden tot het gebied van de heren van Kessenich
om dan via schenkingen in handen te komen van de abdissen van het vorstendom
Thorn dat rechtstreeks afhankelijk was van de Duitse Keizer.
In de 16e eeuw werd Eisden verkocht aan Balthasar van Vlodropp, heer van
Leut. Nauwelijks was de heerlijkheid Eisden overgegaan van de kromstaf
naar het wereldlijk gezag of de woelige tijden begonnen pas goed. De heren
van Leut kozen partij voor de prins van Oranje, Willem de Zwijger. Willem's
rijk was echter van korte duur en de Spaanse bezettingstroepen zogen de
lokale bevolking letterlijk uit.
De machtstrijd over Eisden zou nog lang blijven aanslepen: in de 17e eeuw
kreeg Eisden niet alleen Franse soldaten maar ook Croatische, Poolse en
Beierse troepen over de vloer: het waren de hoogtijdagen van de Tachtigjarige
oorlog!
In de loop van de 18e en 19e eeuw kwamen Fransen en Nederlanders op bezoek...
Pas met de onafhankelijkheidsverklaring van België in 1830 zou de
rust enigszins terugkeren!
Achtergrond-informatie: G.H.
Dexters, De Heerlijkheid Eisden. Een brok geschiedenis, Eisden, 1936.
|
|
|
|
|
|
 |
|
|
|
|
van
klein maasdorp naar industrie |
Eeuwenlang bestond
het Maasland slechts uit kleine dorpskernen te midden van akkers en velden,
weiden, heide en bossen, beken en de Maas. De mensen moesten hard werken
om te overleven. De meeste Maaslanders waren landbouwers die hun brood
verdienden met landbouw of veeteelt. Op de onvruchtbare heidegronden van
Eisden was dat bijzonder moeilijk. Sommigen zochten een uitweg in seizoensarbeid:
"naar de brikken" in Duitsland...
Aan deze toestand kwam pas een einde bij het begin van de 20e eeuw. Reeds
in 1876 verklaarde de Leuvense professor Guillaume Lambert als eerste
dat in de Kempense bodem een dikke steenkoollaag verborgen lag. Het bewijs
werd geleverd toen geoloog André Dumont in de nacht van 1 op 2
augustus 1901 kolen aanboorde te As.
In meerdere Limburgse gemeenten werden mijnen opgestart.Voor het Maasland
werden in 1907 concessies verleend aan de "NV Limburg-Maas",
met vestigingsplaats te Eisden. Ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog
zou het echter nog tot 1921 duren eer de eerste schacht voltooid was.
Pas op 7 september 1922 werd het eerste wagentje met kolen opgehaald.
De industriële geschiedenis van Eisden kon beginnen...
Tot in de jaren 40 bleven de steenkolen de voornaamste energiebron. Door
de ontwikkeling van nieuwe energiebronnen, in de jaren 50, verloren de
steenkolen aan belang. Bovendien waren buitenlandse steenkolen beterkoop,
de ontginning van de Limburgse steenkoollagen via diepe schachten was
bijzonder duur en uiteindelijk niet meer rendabel. De meeste mijnen begonnen
verlies te maken en konden nauwelijks overleven.
In de jaren 80 volgden dan de mijnsluitingen. Eisden kwam in 1987 aan
de beurt...
Achtergrond-informatie: G.
Persoons, Fietsen door culturen. Op zoek naar het verleden en heden van
Eisden, L.I.C. Maasmechelen, 1997.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
van
industrie naar
Leisure Valley |
Na de sluiting
van de Eisdense mijn bestond er een voorstel om de voornaamste mijngebouwen
te beschermen. Hun uitgesproken architectuur vormde immers een unicum
in het Limburgse mijnpatrimonium.
Uiteindelijk kwamen, in functie van de beschikbare restauratiegelden,
slechts drie gebouwen in aanmerking: de oude magazijnen, schachtbok II
en het indrukwekkende hoofdgebouw. In een latere fase werden de tekenburelen
en de gevel van de badzaal nog erkend als beschermd monument.
Bij de restauratiewerken van de beschermde schachtbok II dreigden de kosten
zodanig uit de hand te lopen dat hij vervangen werd door een copie in
prefab elementen...
Lokale mijnwerkers gaven dan te kennen dat ze de originele schachtbok
I, de Koninginneschacht wilden aankopen en behouden. Uiteindelijk werd
dan toch een beschermingsprocedure ingezet en kocht het gemeentebestuur
de schachtbok aan.
Op de oostgrens, waar de sociale burelen, infermerie en electrische centrale
stonden, is een nieuw shoppingcenter uitgebouwd: "Maasmechelen Village"
De hoofdburelen krijgen in de toekomst een herbestemming als hotel- en
horecacentrum. Achter de beschermde gevel van de badzaal werd een bioscoopcomplex
uitgebouwd.
De Eisdense mijnsite kreeg een herbestemming als Leisure Valley, een groot
vrijetijdspark...
Achtergrond - informatie: Bert
Van Doorslaer, Koolputterserfgoed. Een bovengrondse toekomst voor een
ondergronds verleden, Provincie Limburg, 2002. |
|
|
|
|
|
 |
|
|
|
|
nostalgia
... |
"Het moet
ruim 50 jaar geleden zijn, rond 1936, dat G.H. Dexters volgende aanhef van
een nieuwe publicatie neerschreef:
'Sterft met de heide een oud bedevaartsoord?
"De heide sterft aan de werken der menschen" (Hilarion Thans).
Met de heide sterft het vreedzame landleven met de schakeeringen van zijn
leed en zijn zorgen, zijn vreugde en zijn blijdschap.
Met de heide sterven gebruiken en zeden, geheiligd door hun grijsheid.
Met de heide sterft ook dat eenvoudig landvolk dat geloofde en werkte, dat
streed om zichzelve te blijven en bad en beevaarde uit devotie of nood.
Beevaarde! Verleden tijd!
Waar blijven de vrome bidders, de uitgelaten "spasmächers"
die zich, op de groote dagen, voor de parochiekerk van onze, uren in het
rond bekende, bedevaartsoord verdrongen?
Waar blijven zij?
Gestorven met de heide waartegen ze eeuwen een ondankbaren strijd streden?
Al de Alvermannekens en Hussen gevlucht, omdat hoog boven Eisden
"Massief, geducht
heffen stomp den kop
bonkige burchten: de mijncentralen" (Hilarion Thans)
Of sterft met de heide ook alle nood in huizen en stallen?"
Met weemoed in het hart stelde hij vast dat de industrialisering van een
klein dorpje een aantal typische eigenheden, volkse gebruiken deed verloren
gaan. In de toekomst geen verering meer van St Jan de Doper in de parochiekerk
van Eisden-dorp? Geen bedevaarders meer die het hazenkoren aan baard en
kin van het St. Jansbeeld aanstreken?
Geen uitbundige feestvierders meer om Paas-Eisden?
Geen Alvermannekens meer?
Geen...?
Ruim 50 jaar later ontwaken we uit de industrieroes.
Geen mijnontginningen meer... maar ook geen heide meer...
En toch, meer dan ooit is er weer belangstelling voor de 'kleine dingen'
van het leven: natuur, het verleden van familie en dorp, het opnieuw naar
waarde schatten van volkse gebruiken...
Laten we verder gaan, het is immers geen pure nostalgie!"
(R. Dexters, Nostalgia, in Eisden, Jg. 6, 1989, nr.1.) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|