Vooral het lappendeken van vele kleuren wijst op vele staatjes en gedeeltelijk onafhankelijke landen in dit voormalig deel van Europa. Deze verscheidenheid zal later het leven in de Eisdense cité of Tuinwijk in belangrijke mate beïnvloeden. Nieuwsgierig hoezo? Lees dan hieronder de uitleg van Jan Kohlbacher wiens ouders overigens uit deze streek emigreerden naar Eisden.
Dit kleurrijke kaartje omvatte ooit het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk. Het bevatte een tiental landen en staatjes met 11 verschillende talen en drie godsdiensten die elk hun eigen feestdagen hadden. Maar er zit ook een echt Eisdens Citéverhaal in vervat. Want als de Eisdense mijnmaatschappij Limburg-Maas, die eerst in Wallonië mensen met ervaring inzake mijnarbeid aanwierven, vanaf 1922 weer aan nieuwe werkkrachten toe is, sturen ze hun ronselaars naar de mijngebieden die zich in Centraal en Oost-Europa uitstrekten.
Dit grote Oostenrijks-Hongaarse rijk had immers ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog zijn einde gevonden. Tijdens het Verdrag van Saint Germain (1919) verdeelden de geallieerden dit imperium om zo zijn macht te breken en nieuwe landen met gebied winsten aan zich te binden. Hongarije moest liefst 2/3 van zijn grondgebied aan Roemenië afstaan. Oostenrijk verloor Zuid Tirol enz. Voor al de nieuwe landen betekende dit ook een economische ramp. Het waren dus gunstige gebieden om arbeiders te ronselen te meer omdat velen ervaring hadden met mijnwerk. Het waren geen werklozen, maar de wervers beloofden hen betere lonen en huisvesting.
Zo komen ze vanaf 1922 hier in Eisden aan. In transporten van 100 arbeiders, al dan niet met hun gezin. Voormalige bewoners van een land waar Duits de taal van de ambtenarij was. Waar ze in Duitstalige legereenheden hun dienstplicht leverden. Zij hadden , actief of passief, een zekere Duitstaligheid mee. Daarbij is op deze kaart te zien dat tot in de Karpaten Duitstalige minderheden verspreid waren.
Zij komen dan hier in een midden terecht waar de werkgever Franstalig is. Waar het vakjargon het Frans of Waals was. En de hele streek Vlaams of Maaslands sprak. Met hun eigen “Duits” gaan Polen, Slovenen, Hongaren, Tsjechen en Slovaken met elkaar communiceren. Waarbij ze dikwijls de ontbrekende woordenschat met woorden in hun eigen taal aanvullen. Dit mengelmoesje van Duits, eigen taal, woorden die men van anderstaligen overnam leidde tot het ontstaan en groei van het Cité Duits. De Eisdense koolmijn telde, tussen 1920 en 1940, het hoogste percentage buitenlandse mijnwerkers. De jeugd nam dit taaltje van hun ouders over wat leidde tot het ontstaan van een echte groepstaal. Zo bijzonder dat in 2014 de universiteiten van Freiburg en Maastricht zich voor dit taalfenomeen gingen interesseren en alles uiteindelijk leidde tot het doctoraat van de Duitse taalkundige Nantke Pecht en haar promotor prof. Leonie Cornips van de universiteit van Maastricht en van het Meertens Taleninstituut in Amsterdam.